Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Connexxion Taxi Services B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 25 maart 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:6189
Werkgeefster heeft haar re-integratieverplichting geschonden door werknemer met slapend dienstverband gedurende een periode van drie jaar niet op te roepen bij de bedrijfsarts nadat werknemer had aangegeven weer te willen re-integreren.

Feiten

Werknemer ontvangt sinds 9 november 2004 een WAO-uitkering. Op 6 december 2007 is hij als taxichauffeur leerlingenvervoer in dienst getreden bij Connexxion Taxi Services B.V. Op 4 december 2013 is werknemer wegens hartfalen uitgevallen. Re-integratie in spoor 1 of spoor 2 is niet ingezet, gelet op de afwezigheid van belastbaarheid met arbeid. Na het einde van de wachttijd van 104 weken heeft Connexxion met ingang van 2 december 2015 de loonbetaling gestaakt. Op 29 februari 2016 heeft werknemer het UWV verzocht zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen. Uit dit oordeel kwam dat werknemer, rekening houdend met zijn beperkingen, belastbaar met arbeid werd geacht. Naar aanleiding van de ‘Xella-beschikking’ heeft Connexxion al haar werknemers met een slapend dienstverband uitgenodigd een verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te doen onder toekenning van een transitievergoeding. Werknemer wenste hier niet op in te gaan. Bij brief van 5 maart 2020 heeft hij via zijn advocaat aan Connexxion laten weten te willen re-integreren bij Connexxion. Conexxion heeft dit verzoek afgewezen en aangegeven dat zij na de wachttijd niet (meer) verantwoordelijk is voor zijn re-integratie. Partijen correspondeerden vervolgens enige tijd, waarbij werknemer wisselend aangaf te willen re-integreren en de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Op 1 maart 2023 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarin werknemer zijn wens te willen re-integreren heeft herhaald. Conexxion heeft in dat kader getracht werknemer te laten beoordelen door de bedrijfsarts. Werknemer is echter, door ziekte en afwezigheid, meermaals niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen. Op 19 juni 2024 heeft Connexxion een ontslagvergunning aan het UWV gevraagd, die het UWV op 2 augustus 2024 heeft verleend. Op 27 augustus 2024 heeft Connexxion de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 december 2024. In onderhavige procedure verzoekt werknemer de kantonrechter primair de opzegging te vernietigen en subsidiair Connexion te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer volledig arbeidsongeschikt is voor de bedongen arbeid, aangezien hij blijvend rijongeschikt is. Naar het oordeel van de kantonrechter is evenmin gebleken van een mogelijkheid van herplaatsing in een andere passende functie. Dat het onderzoek van Connexxion naar herplaatsingsmogelijkheden ondeugdelijk is geweest, kan niet worden aangenomen. Van belang daarbij is dat Connexxion op grond van de laatst bekende beoordeling van de bedrijfsarts (1 juli 2015) er aanvankelijk op goede gronden van uitging dat er géén belastbaarheid was. Na het gesprek van 1 maart 2023, waarin werknemer aangaf dat hij wel (in zeer beperkte mate) belastbaar zou zijn, heeft zij werknemer doen uitnodigen voor een bezoek aan de bedrijfsarts. Dat acht de kantonrechter begrijpelijk. Connexxion heeft hiertoe drie keer een poging gedaan, maar telkens is werknemer niet verschenen. In het verlengde daarvan kon zij voor de vraag of werknemer herplaatsbaar was in een andere functie uitgaan van de rapportage van 1 juli 2015 en de mededelingen van werknemer zelf over zijn (zeer) beperkte inzetbaarheid. Verder heeft Connexxion zowel in de gesprekken met werknemer als ter onderbouwing van de ontslagvergunning inzicht gegeven in de vacatures en onderbouwd waarom er voor werknemer geen structurele passende arbeid beschikbaar is. Het UWV heeft volgens de kantonrechter daarom op goede gronden de ontslagvergunning kunnen verlenen. Het primaire verzoek van werknemer wordt afgewezen. Het subsidiaire verzoek van werknemer tot toekenning van een billijke vergoeding wordt wel toegewezen. Op 5 maart 2020 heeft werknemer namelijk duidelijk aangeven weer te willen re-integreren. Ten onrechte heeft Connexxion zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zij geen inspanningsverplichting had. Zij heeft dit standpunt in ieder geval gehandhaafd tot 1 maart 2023. Connexxion had naar aanleiding van de wens tot re-integratie van werknemer echter al in 2020 moeten navragen bij werknemer of de belastbaarheid was gewijzigd en bij een bevestigend antwoord, werknemer moeten laten uitnodigen door de bedrijfsarts. Dat zij dit toen niet heeft gedaan, valt Connexxion in ernstige mate te verwijten. Na het gesprek op 1 maart 2023 is van schending van de re-integratieverplichting geen sprake meer geweest. Connexxion heeft werknemer na dit gesprek immers alsnog meermaals opgeroepen voor de bedrijfsarts. Dat een bedrijfsarts niet heeft kunnen vaststellen dat de belastbaarheid is toegenomen en dat dus moest worden uitgegaan van hooguit een zeer beperkte belastbaarheid, kan Connexxion, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet worden verweten. Alles overwegende acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 3.000 passend.