Naar boven ↑

Rechtspraak

De Centrale ondernemingsraad van de Gemeente Amsterdam c.s./de gemeente Amsterdam
Rechtbank Amsterdam, 8 juli 2015
ECLI:NL:RBAMS:2015:6436
Verzoek van COR van de gemeente Amsterdam over medezeggenschapsstructuur wordt afgewezen.

Feiten

Rond het jaar 2000 was de ambtelijke organisatie van de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) opgebouwd uit diensttakken (onder verantwoordelijkheid van B&W) en stadsdeelorganisaties (onder verantwoordelijkheid van de dagelijkse besturen). Zowel het politieke bestuur als de ambtelijke organisatie was sterk decentraal georganiseerd. Voor vrijwel alle diensten en stadsdelen was een ondernemingsraad ingesteld, waarmee er 30 tot 33 ondernemingsraden bestonden. In 2005 dan wel in 2007 is een centrale ondernemingsraad ingesteld (de COR). De gemeentesecretaris fungeert als bestuurder van de COR. Op enig moment heeft de gemeente besloten geleidelijk van een decentrale aansturing te willen overstappen naar een centrale aansturing. In 2011 heeft zij daartoe de diensten ingedeeld in clusters en is het aantal stadsdelen verminderd. In 2013 is een nieuwe organisatiestructuur voorgesteld die vervolgens gefaseerd is ingevoerd door middel van diverse plannen en besluiten. De COR heeft in het adviestraject positief geadviseerd op de verschillende plannen. Met ingang van 1 januari 2015 bestaat de gemeentelijke organisatie uit vier clusters waarbinnen sprake is van 44 resultaatsverantwoordelijke eenheden (hierna: “Rve’s”). De directeur van elk cluster heeft samen met de gemeentesecretaris zitting in het gemeentelijk managementteam (hierna: “GMT”). De COR verzoekt de kantonrechter onder meer  primair voor recht te verklaren dat een structuur van de medezeggenschap binnen de gemeente Amsterdam, zoals voorgestaan door verzoekers, namelijk een gelaagde medezeggenschapsstructuur, het bevorderlijkst is voor een goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) binnen de gemeente Amsterdam. Subsidiair verzoekt de COR voor recht te verklaren dat de door de gemeente Amsterdam voorgestane structuur van de medezeggenschap binnen de Gemeente Amsterdam, namelijk de instelling van één ondernemingsraad van 25 personen voor de gehele gemeente, niet bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR binnen de gemeente Amsterdam.

Oordeel

Gelaagde medezeggenschapsstructuur bevorderlijkst voor goede toepassing van de WOR?

De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de stadsdelen en Rve’s ondernemingen zijn in de zin van de WOR. Nu ten gevolge van de reorganisatie het financiële, sociale, strategische en personeelsbeleid plaatsvindt vanuit het GMT is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende sprake is van een zelfstandige eenheid en organisatorisch verband op decentraal niveau om te kunnen spreken van ondernemingen in de hiervoor genoemde zin. Dat een meerderheid van medewerkers een gelaagde structuur zou willen, zoals de COR stelt, is onvoldoende vast komen te staan. Vast staat wel dat in ieder geval zeven van de huidige ondernemingsraden niet participeren in deze procedure en dat de ondernemingsraad van stadsdeel centrum en de dienst DRO zichzelf hebben opgeheven. Daar komt nog bij dat de enkele wens van een onderdeel van een onderneming om voor dat onderdeel een aparte belangenbehartiging in het leven te roepen, in beginsel onvoldoende grond oplevert voor het instellen van een aparte ondernemingsraad.

Instelling van één ondernemingsraad niet bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR?

Daarmee komt de kantonrechter aan hetgeen de COR subsidiair heeft verzocht, kort gezegd te verklaren voor recht dat de medezeggenschapsstructuur zoals de gemeente die voorstaat, niet bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Ook dat verzoek zal bij de huidige stand van zaken worden afgewezen. In materieel opzicht vertoont het voorstel van de gemeente gelijkenis met de huidige structuur. Per Rve en stadsdeel kan er een onderdeelcommissie worden ingesteld waarin de onderwerpen kunnen worden besproken die specifiek voor de betreffende Rve zijn. Aan de onderdeelcommissies kunnen bevoegdheden worden gemandateerd. Partijen moeten met elkaar afspreken welke bevoegdheden worden overgedragen aan de onderdeelcommissies en hoe het belangrijkheidscriterium van artikel 25 WOR moet worden ingevuld. Op dit moment kan niet op voorhand worden geoordeeld dat het model zoals de gemeente voorstaat niet bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR binnen de gemeente.