Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 21 mei 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5486
Feiten
Werknemer is sinds 1 juni 2022 in dienst van werkgever. Werknemer heeft op 3 april 2024 tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden een aanrijding gehad met de bedrijfsauto van werkgever. Op het schadeformulier heeft werknemer aangegeven dat hij te laat remde en dus aansprakelijk is voor het ongeval. Werkgever heeft richting weknemer aangegeven een deel van de schade, ter hoogte van € 600, bij werknemer te willen verhalen. (De gemachtigde van) werknemer heeft werkgever meermaals bericht dat hij niet akkoord is met de verrekening van de schade met zijn loon. Werkgever heeft in de maanden mei tot en met juli 2024 steeds € 50 met het loon van werknemer verrekend. Werknemer vordert o.a. een verklaring voor recht dat hij niet aansprakelijk is voor de schade en terugbetaling van hetgeen reeds aan werkgever betaald is.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat de vermelding op het schadeformulier dat werknemer aansprakelijk is voor de schade ziet op de verhouding tussen werknemer en de bestuurder van het motorvoertuig waar werknemer tegenaan is gereden. Deze vermelding staat los van de verhouding tussen werkgever als werkgever en werknemer als werknemer. In die verhouding vindt de toets plaats op grond van artikel 7:661 BW. Gesteld noch gebleken is dat de schade het gevolg is van opzettelijk handelen door werknemer. Werkgever stelt wel dat de schade het gevolg is van bewust roekeloos handelen door werknemer. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan, en valt uit de feiten en omstandigheden (een regenachtige dag en het rijden met een gematigde snelheid, dat wil zeggen 25 kilometer per uur op een weg waar maximaal 50 kilometer per uur is toegestaan) ook niet af te leiden dat werknemer roekeloos heeft gehandeld, laat staan dat hij zich direct voorafgaand aan het ongeval bewust is geweest van de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. Dat werknemer een verkeersregel heeft geschonden door onvoldoende afstand te houden van zijn voorligger, zoals werkgever heeft gesteld, staat onvoldoende vast. Voor zover werknemer al een verkeersregel heeft geschonden is hij in beginsel niet reeds aansprakelijk voor aan werkgever berokkende schade als gevolg van het overtreden van een verkeersregel op zichzelf. Werkgever dient feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de schade het gevolg is van bewust roekeloos handelen door werknemer. Werkgever stelt enkel dat hij het vermoeden heeft dat werknemer op of net voor het moment van de kop-staartbotsing op zijn telefoon zat. De vorderingen van werknemer worden toegewezen.