Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad Canon Europe N.V./Canon Europe N.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 juni 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:4402
Is sprake van een besluit van werkgeefster om de pensioenen van de inactieven van voor 1 januari 2017 niet te indexeren en is voor dat besluit instemming van de OR vereist?

Feiten

Voor (oud-)werknemers van Canon Europe N.V. (hierna: Canon) geldt een pensioenregeling bij Nationale-Nederlanden (verder: NN). Tot 2017 was dat een middelloonregeling. Canon heeft de OR op 20 juni 2017 verzocht om in te stemmen met een wijziging van de pensioenregeling naar een pensioenregeling met premieregeling met een stijgende staffel. Ook zou 1,8% van de pensioengrondslag dan jaarlijks in het indexatiedepot worden gestort. De OR heeft uiteindelijk ingestemd maar daarbij wel verzocht om een nieuw depot op te richten voor inactieven vanaf 2017, depot B, waarin het indexatiebudget zou worden gestort. Canon is daarmee akkoord gegaan. Gevolg daarvan was dat indexatiedepot A, waarin het beschikbare bedrag zat voor indexatie voor werknemer die voor 2017 inactief zijn geworden, niet meer gevuld zou worden anders dan met eventueel beschikbare overrente. De OR stemt op 7 augustus 2017 in onder de voorwaarde indexatie voor de inactieve deelnemers. Canon heeft bezwaar gemaakt tegen deze voorwaarde. Na reactie daarop door de OR met uitleg over deze gestelde voorwaarde is Canon daar niet meer op teruggekomen. In 2021 heeft de OR, onder voorwaarden, opnieuw ingestemd met de pensioenregeling vanaf 2022 met als voorwaarde een garantie te realiseren voor de indexatie. Op 6 november 2023 heeft NN een brief gestuurd aan de oud-medewerkers die voor 1 januari 2017 inactief zijn geworden. Daarin is aangegeven dat het indexatiedepot leeg is en de regeling verhoging pensioen per 1 april 2023 is beëindigd. Op 5 december 2023 heeft de OR in een e-mail aan Canon de nietigheid ingeroepen van het eenzijdige besluit om de indexatie van inactieven te beëindigen. Partijen hebben uitgebreid over hun geschil gecommuniceerd maar hebben hun verschil van inzicht dat ziet op de indexatie van pensioenen voor inactieven vóór 1 januari 2017 niet onderling weten op te lossen. De OR verzoekt onder meer voor recht te verklaren (a) dat het besluit van Canon nietig is, (b) dat Canon in strijd met artikel 27 WOR de (wijziging van de) indexatie voor inactieven niet ter instemming heeft voorgelegd aan de OR, (c) dat Canon de met de OR gemaakte afspraken tot overleg over een duurzaam en toekomstbestendig indexatiebeleid van alle inactieven niet is nagekomen en (d) dat Canon gehouden is middelen beschikbaar te stellen om een duurzaam en toekomstbestendig indexatiebeleid ten aanzien van huidige en toekomstige inactieven.

Oordeel

Is er sprake van een besluit?

In 2017 is de pensioenregeling, met instemming van de OR, gewijzigd van een middelloonregeling naar een premieregeling (met stijgende staffel). Op uitdrukkelijk verzoek van de OR is daarbij afgesproken dat de 1,8% die beschikbaar zou komen voor indexatie, in een nieuw depot zou worden gestort, depot B. Dat depot zou pas gebruikt worden als depot A leeg zou zijn, en enkel beschikbaar zijn voor inactieven vanaf 2017. Partijen waren zich er ten tijde van het maken van deze afspraak van bewust dat depot A, beschikbaar voor indexatie voor álle inactieven, op termijn (naar verwachting 5 jaar) leeg zou raken. Voorts is er sprake van een voorwaardelijke indexatie, namelijk indexatie onder de voorwaarde dat er beschikbare middelen in het depot (A) zouden zitten voor de indexatie. Dat depot A inmiddels leeg is, staat niet ter discussie. Het niet meer kunnen indexeren van de pensioenen van de inactieven van voor 2017 is een direct gevolg van het leegraken van depot A, en de keuze van de OR om in 2017 een nieuw depot op te richten dat enkel beschikbaar is voor de inactieven vanaf 2017. Daardoor is de beschikbare indexatie niet in depot A gestort. Dat er vanaf 1 april 2023 niet meer geïndexeerd kan worden kan dan ook niet gezien worden als een door Canon genomen besluit. Dit betekent dat er geen sprake is van een op of omstreeks 6 november 2023 door Canon genomen besluit om de indexatie voor de inactieven van voor 2017 te beëindigen. Die beëindiging vloeit simpelweg voort uit het niet meer aanwezig zijn van beschikbare middelen in depot A voor de indexatie, de voorwaarde waaronder een indexatie kan worden gegeven. Dat heeft tot gevolg dat de verklaringen voor recht onder (a) en (b) worden afgewezen omdat er geen sprake is van een besluit tot wijziging of beëindiging van de pensioenregeling (welk besluit wel instemmingsplichtig zou zijn op grond van artikel 27 lid 1 WOR).

Overleg

Wat resteert zijn de verklaringen voor recht onder (c) en (d) waar de OR om heeft verzocht, en de verzoeken om Canon te verplichten met de OR in overleg te gaan over een duurzaam en toekomstbestendig pensioen. Deze zien kort gezegd allemaal op de stelling dat overeengekomen is dat overleg tussen de OR en Canon zou gaan plaatsvinden over een duurzaam en toekomstbestendig pensioen, en dat daarvoor ook middelen beschikbaar zouden worden gesteld. De kantonrechter concludeert op grond van de overgelegde stukken dat Canon inderdaad heeft toegezegd dat zij voor zowel de inactieven als de werknemers, en dus ook voor de inactieven van voor 1 januari 2017, heef toegezegd te zullen gaan overleggen over een duurzaam en toekomstbestendig indexatiebeleid. Verder wordt geoordeeld dat, hoewel het moet gaan om een realistisch overleg over een duurzaam en toekomstbestendig indexatiebeleid, de vordering om voor recht te verklaren dat Canon gehouden is middelen beschikbaar te stellen voor een dergelijk indexatiebeleid voor huidige en toekomstige inactieven zo ongeclausuleerd niet toewijsbaar is. Het overleg over een duurzaam en toekomstbestendig indexatiebeleid moet nog plaatsvinden, en weliswaar is een logisch uitgangspunt dat het indexatiebeleid door Canon gefinancierd moet worden, maar op welke wijze dat moet plaatsvinden en wanneer, daarover moeten in voornoemd overleg afspraken gemaakt worden.