Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is op 2 januari 2024 in dienst getreden bij Continu op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze is eenmaal verlengd met een looptijd van 1 augustus 2024 tot en met 28 februari 2025. In de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding met een motivering van het zwaarwegend belang en een boetebeding opgenomen. Na 28 februari 2025 heeft werkneemster haar dienstverband bij Continu niet voortgezet en is zij in dienst getreden bij bedrijf X. Continu vordert werkneemster te veroordelen tot nakoming van het overeengekomen relatiebeding. Continu legt aan haar vorderingen ten grondslag dat werkneemster zich niet aan het relatiebeding heeft gehouden door zaken te doen met bedrijf Z (een relatie van Continu). Hierdoor is werkneemster de contractuele boete verschuldigd geworden. Werkneemster vordert primair schorsing van het relatiebeding en subsidiair matiging van de contractuele boete tot nihil. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat het zwaarwegende bedrijfsbelang van Continu bij het relatiebeding onvoldoende gemotiveerd is.
Oordeel
Aan de formele vereisten voor geldigheid van het beding is voldaan, aangezien het beding tussen partijen schriftelijk is overeengekomen en er op zichzelf genomen aan de motiveringsplicht is voldaan. De motiveringsplicht vergt echter ook een inhoudelijke beoordeling daarvan, in die zin dat moet worden beoordeeld of het beding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is onderbouwd op grond van welke bedrijfsbelangen van Continu het relatiebeding noodzakelijk was/is. In de motivering wordt concreet omschreven van welke bedrijfsspecifieke informatie werkneemster in haar functie kennis kreeg. Voor een onderneming als Continu - die (onder meer) haar bedrijf maakt van het bemiddelen tussen potentiële werkgevers en potentiële werknemers - is het van groot belang dat informatie over haar werkwijze, de personen die zij tewerkstelt en over potentiële opdrachtgevers wordt beschermd. Werkneemster had vanaf de aanvang van de arbeidsrelatie toegang tot de relevante bestanden/systemen van Continu en kennis van haar werkwijze. Dit leidt tot de conclusie dat de noodzaak tot bescherming van de betreffende gegevens in het artikel uit haar arbeidsovereenkomst afdoende tot uitdrukking is gebracht conform het bepaalde in artikel 7:653 lid 2 BW.
De kantonrechter is wel van oordeel dat werkneemster, in verhouding tot het te beschermen belang van Continu, onbillijk wordt benadeeld door onverkorte handhaving van het relatiebeding. Het relatiebeding geldt voor de duur van drie jaren en het is voor werkneemster ondoenlijk om te verwachten dat zij weet wie de relaties van Continu zijn. De kantonrechter is van oordeel dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico van Continu moet komen. Het is zodoende voldoende aannemelijk dat de rechter in een eventuele bodemprocedure het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding het relatiebeding gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het beding wordt beperkt tot de relaties die werkneemster tijdens haar dienstverband bij Continu heeft bediend.