Rechtspraak
Feiten
X werkt als zzp’er en heeft in ieder geval op 7, 8 en 9 september 2020 werkzaamheden verricht in opdracht van Y, een eenmanszaak die zich bezighoudt met grondverzetwerkzaamheden. Op 10 september 2020 heeft Y X naar het ziekenhuis gebracht in verband met een wond aan zijn rechterpink. X vordert een verklaring voor recht dat Y en/of de aannemer jegens hem aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van een arbeidsongeval op 10 september 2020 en de daaruit voortvloeiende schade aan hem moet vergoeden. X legt aan de vordering ten grondslag dat hij op 10 september 2020 in opdracht van Y werkzaamheden heeft uitgevoerd op een locatie in Amsterdam. Y werkte op zijn beurt in opdracht van de aannemer. De opdracht betrof het loskoppelen van een of meer steigers. Gedurende de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft X een zwaar metalen element op zijn rechterpink gekregen, waaraan hij letsel heeft overgehouden. Omdat deze schade is geleden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn Y en de aannemer als opdrachtgevers daarvoor aansprakelijk, aldus X.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kern van het geschil ziet op de vraag of Y en/of HD aansprakelijk is/zijn voor de schade van X op grond van artikel 7:658 lid 4 BW. In dat kader moet eerst komen vast te staan dat Y en/of de aannemer op 10 september 2020 arbeid hebben laten verrichten door X en dat hij daarbij schade heeft geleden. In het licht van de gemotiveerde betwisting van Y en de aannemer is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat werknemer op 10 september 2020 werkzaamheden heeft verricht in opdracht van Y of de aannemer en dat hij in de uitoefening van die werkzaamheden schade heeft geleden. Daartoe wordt allereerst overwogen dat X wisselend heeft verklaard over de locatie van de klus. X was ter zitting niet aanwezig, zodat hij daarover ter zitting geen vragen heeft kunnen beantwoorden. De kantonrechter acht het hoogst onwaarschijnlijk dat X niet zou hebben geweten wat de locatie was van de gestelde klus, aangezien hij immers naar eigen zeggen wel op die klus aanwezig was en dus de locatie daarvoor moet hebben ontvangen. Voor het overige heeft X ten aanzien van de gestelde opdracht uitsluitend gesteld dat het ongeval plaatsvond tijdens de uitvoering van steigerwerkzaamheden op 10 september 2020. X heeft voor 10 september 2020 geen uren aan Y in rekening gebracht, hetgeen wel voor de hand had gelegen wanneer hij die dag op een klus van Y aan het werk was geweest. Daarnaast mag van X een nadere toelichting worden verwacht ten aanzien van de door hem gestelde steigerwerkzaamheden, aangezien Y aan de hand van een uittreksel van de Kamer van Koophandel gemotiveerd heeft betwist dat hij op dat gebied werkzaam is en Y onder ede heeft verklaard dat de werkzaamheden van Y zich niet uitstrekken tot steigerwerkzaamheden. Een nadere toelichting mag des te meer van X worden verwacht omdat Y (onder meer) onder ede heeft verklaard dat X tegen hem had gezegd dat het gestelde letsel was ontstaan doordat tijdens een klus voor een andere opdrachtgever een stoeptegel op zijn hand was gevallen. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat X zijn stelling dat hij op 10 september 2020 werkzaamheden voor Y (en daarmee indirect voor de aannemer) heeft verricht onvoldoende heeft gemotiveerd. Afwijzing van de vordering volgt.