Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 30 mei 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2971
Kort geding, loonvordering. Onvoldoende aannemelijk dat werknemer niet meewerkt aan re-integratie. Werkgever heeft loon ten onrechte stopgezet.

Feiten

Werknemer is sinds 1 september 2017 in dienst bij werkgeefster bij het bedrijfsonderdeel rechtshulp. Sinds 24 april 2024 is hij ziek. Volgens werkgeefster weigert werknemer passende werkzaamheden te verrichten. Werkgeefster heeft het loon daarom stopgezet met ingang van 7 mei 2025. Werknemer vindt dat de loonstop onterecht is opgelegd. Zijn vordering in dit kort geding strekt tot doorbetaling van zijn loon vanaf 7 mei 2025.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter mocht werkgeefster het loon op 7 mei 2025 niet stopzetten. De bedrijfsarts constateert in april 2025 dat de werkhervatting nog niet was gestart en dat de uitkomst van het arbeidsdeskundig onderzoek meer duidelijkheid zal verschaffen over de mogelijkheden tot re-integratie. De arbeidsdeskundige heeft partijen op 8 mei 2025 uitgenodigd voor het arbeidsdeskundig onderzoek. Werkgeefster heeft werknemer opgeroepen om op 7 mei 2025 passende werkzaamheden te verrichten. Werknemer wilde echter het gesprek met de arbeidsdeskundige op 8 mei 2025 afwachten. Dat standpunt is op grond van het advies van de bedrijfsarts van 15 april 2025 op voorhand niet onbegrijpelijk of onredelijk. Het mag zo zijn dat het arbeidsdeskundig onderzoek enige vertraging heeft opgelopen en dat werkgeefster de re-integratie wilde opstarten omdat dat op grond van de Wet Poortwachter van haar wordt verlangd, maar niet valt in te zien waarom dat dan een dag voor het arbeidsdeskundig onderzoek moest gebeuren. Partijen hebben ieder een andere visie op wat op dit moment passende re-integratiewerkzaamheden zijn en waar werknemer die werkzaamheden kan gaan verrichten. Zo wil werknemer re-integreren in zijn eigen functie op zijn eigen afdeling en hij heeft in dat verband bepaalde werkzaamheden genoemd die hij zou kunnen doen. Werkgeefster stelt zich echter op het standpunt dat die werkzaamheden de belastbaarheid van werknemer overschrijden en dat die werkzaamheden niet voorhanden zijn. Het arbeidsdeskundig onderzoek zou juist over die verschillen van inzicht voor wat betreft de passende werkzaamheden uitsluitsel (gaan) geven. Daarom kan op voorhand dan ook niet geoordeeld worden dat werknemer zonder goede reden op 7 mei 2025 niet is gaan werken. Werkgeefster had het loon op die datum daarom niet stop mogen zetten. De vordering van werknemer om de per 7 mei 2025 opgelegde loonsanctie onrechtmatig te verklaren en op te heffen wordt afgewezen. Toewijzing van die vordering zou immers betekenen dat een verklaring voor recht wordt gegeven en dat kan niet in kort geding.