Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtbank Noord-Nederland, 11 juni 2025
Pedagogisch medewerker gezinshuis heeft geen recht op loon over laatste maanden van dienstverband. Schending nevenwerkzaamhedenbeding, maar boete gematigd tot nihil. Werknemer heeft door eigen onderneming te starten belang van zorgkinderen voorop gesteld.

Feiten

Werkgever drijft een gezinshuis voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking (hierna: het gezinshuis). In dat kader heeft het gezinshuis een driepartijenovereenkomst gesloten met Gezinshuis.com als franchisegever van de gezinshuisformule en Stichting William Schrikker Gezinsvormen (hierna: WSGV) als organisatie die zorgbehoevende kinderen in het gezinshuis plaatst. WSGV is zorginhoudelijk verantwoordelijk voor de geplaatste kinderen en betaalt vergoedingen voor de plaatsing van kinderen aan het gezinshuis. Werknemer is op 19 september 2022 in dienst getreden bij het gezinshuis. Hij vervulde laatstelijk de functie van pedagogisch medewerker. Toen in februari 2024 bij een van de vennoten van het gezinshuis borstkanker werd vastgesteld, hebben partijen besloten dat werknemer en zijn echtgenote per 1 maart 2024 met hun gezin hun intrek zouden nemen in het gezinshuis. Vervolgens ontstonden er problemen in de samenwerking tussen werknemer en het gezinshuis. Werknemers van het gezinshuis hebben bij WSGV meldingen gedaan over de werksfeer in het gezinshuis en de door de vennoten geleverde zorg. WSGV heeft werknemer vervolgens verzocht om met zes zorgkinderen tijdelijk zijn intrek te nemen in een vakantiehuisje. Werknemer heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Vervolgens heeft WSGV ook besloten de plaatsingsgelden voor deze kinderen aan werknemer te gaan betalen in plaats van aan het gezinshuis. Werknemer is op 31 juli 2024 een eigen onderneming in de jeugd- en gehandicaptenzorg gestart, die op 10 oktober 2024 weer is opgeheven. Het gezinshuis (werkgever) heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zich dit niet verhoudt met de arbeidsovereenkomst tussen partijen; werknemer moest ofwel zijn arbeidsovereenkomst opzeggen ofwel zijn werkzaamheden bij het gezinshuis hervatten. Werknemer heeft zich op 21 augustus 2024 ziek gemeld. Inmiddels wonen drie zorgkinderen blijvend bij werknemer, in een woonunit in de tuin. Werknemer is in september 2024 wederom een eigen onderneming gestart. De arbeidsovereenkomst is door het gezinshuis met toestemming van het UWV opgezegd per 1 januari 2025. Werknemer heeft vanaf augustus 2024 geen salaris meer ontvangen en verzoekt veroordeling van het gezinshuis tot betaling daarvan. Ook verzoekt hij een vergoeding voor slaapdiensten, niet-genoten verlofuren en openstaande declaraties. Het gezinshuis maakt aanspraak op een door werknemer te betalen boete wegens overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding in de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Loonvordering

De kantonrechter is van oordeel dat het gezinshuis voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat bij werknemer vanaf 26 juli 2024 de bereidheid ontbrak de bedongen arbeid in het gezinshuis te verrichten. Werknemer heeft ervoor gekozen de zorgkinderen op verzoek van WSGV zelf op te vangen op basis van een rechtstreekse overeenkomst met WSGV en geen werkzaamheden ten behoeve van het gezinshuis meer te verrichten. Werknemer heeft daarom niet voldaan aan de oproep van 19 augustus 2024 om zijn werkzaamheden bij het gezinshuis te hervatten. Onder deze omstandigheden komt het niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van werknemer, zodat hij geen recht heeft op loon vanaf 26 juli 2024. Voorts ontvangt werknemer vanaf september 2024 plaatsingsgelden van WSGV, waarvan ook loonkosten worden betaald. Wanneer de loonvordering zou worden toegewezen, zou werknemer over deze periode in feite dubbel betaald krijgen. Afwijzing van de loonvordering volgt. Wel wordt het gezinshuis veroordeeld te betalen een bedrag van € 2204,60 bruto als vergoeding voor slaapdiensten, € 6971,06 bruto aan niet-genoten verlofuren en € 1862,31 netto aan nog openstaande declaraties.

Schending nevenwerkzaamhedenbeding

De kantonrechter overweegt dat werknemer met het starten van een eigen onderneming en het opvangen van zes zorgkinderen, waarbij van WSGV plaatsingsgelden werden ontvangen, strikt genomen het nevenwerkzaamhedenbeding heeft overtreden en een boete van in totaal € 42.000 verbeurd heeft. Onverkorte toepassing van het boetebeding leidt in de gegeven omstandigheden echter tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Daarbij is van belang dat werknemer zes kinderen heeft opgevangen op dringend verzoek van WSGV en na het besluit van WSGV om de kinderen bij hem en zijn echtgenote te plaatsen. Het starten van de eigen onderneming is ingegeven door dit besluit van WSGV. Werknemer heeft daarbij het belang van de zes kinderen vooropgesteld. In deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding het bedrag van de boete te matigen tot nihil.

  • Onderwerpen: Risicoverdeling (7:628 BW)
  • Trefwoorden: risicoverdeling, loonvordering, bereidverklaring, nevenwerkzaamhedenbeding, boetebeding en matiging boete