Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 1 oktober 2024
ECLI:NL:RBNHO:2024:10063
Feiten
Werkneemster werkt sinds 2 november 2020 voor de Stichting als helpende op basis van een flexcontract. Sinds 25 januari 2023 is werkneemster bij de Stichting in dienst als BBL-leerling verzorgende IG voor de duur van de opleiding (24 maanden), met een einddatum van uiterlijk 25 juli 2025. In artikel 12 van de leer-arbeidsovereenkomst staat dat de overeenkomst eindigt zonder opzegging als de werknemer door ziekte een derde van de opleiding niet kan volgen of als vaststaat dat de leerling de opleiding niet binnen de gestelde termijn kan afronden. Op 5 juni 2023 meldt werkneemster zich ziek. Op 16 april 2024 informeert de Stichting werkneemster per brief dat de leer-arbeidsovereenkomst per direct eindigt op basis van de ontbindende voorwaarde in artikel 12. Werkneemster verzoekt, kort samengevat, nietigverklaring van het op 16 april 2024 gegeven ontslag en een verklaring voor recht dat het tussen partijen gesloten dienstverband nog rechtsgeldig bestaat, omdat hetgeen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen volgens werkneemster geen rechtsgeldige ontbindende voorwaarde is.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0348) mag de ontbindende voorwaarde niet in strijd zijn met het gesloten ontslagstelsel, de vervulling moet objectief bepaalbaar zijn en mag niet afhankelijk zijn van de subjectieve wil van werkgever. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de aard, inhoud en context van de voorwaarde. De voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende bescherming van de werknemer brengt mee dat de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering kan worden aanvaard. Deze ontbindende voorwaarde houdt in dat indien de werknemer door ziekte één derde deel van de totale duur van de opleiding niet heeft kunnen volgen, de opleiding stopgezet dient te worden en de leer-arbeidsovereenkomst wordt beëindigd zonder dat opzegging is vereist. Niet in geschil is dat werkneemster ziek is sinds 5 juni 2023. Dat is langer dan een derde deel van de opleiding, en ook kan worden aangenomen dat de Stichting op de ziekte geen invloed heeft gehad. In zoverre is de vervulling van de ontbindende voorwaarde objectief bepaalbaar en onafhankelijk van de wil van werkgever. Dat is echter minder duidelijk voor het stopzetten van de opleiding en de daaraan verbonden beëindiging van de leer-arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft onbetwist verklaard dat haar opleiding niet is beëindigd door het opleidingsinstituut. Aan het beroep van de Stichting op de ontbindende voorwaarde ligt geen besluit van het opleidingsinstituut ten grondslag. Een ontbindende voorwaarde op grond waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt wegens ziekte van de werknemer is in beginsel niet verenigbaar met het wettelijk ontslagstelsel, tenzij het voldoet aan de wettelijke eisen. Bij een leer-arbeidsovereenkomst kan een ontbindende voorwaarde geldig worden geacht, ook al is sprake van ziekte, zo blijkt uit de rechtspraak. In die gevallen gaat het echter om het intreden van een voorwaarde, onafhankelijk van de wil van de werkgever, zoals een besluit van het opleidingsinstituut of het zelf beëindigen van de opeleiding door de werknemer. Die situatie doet zich in dit geval niet voor, omdat de werkgever het initiatief heeft genomen. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 12 van die overeenkomst niet van rechtswege is geëindigd op 16 april 2024. Wel moet werkneemster de transitievergoeding aan de Stichting terugbetalen, omdat de arbeidsovereenkomst door de beslissing van de kantonrechter is blijven voortduren. Werkneemster moet daarom € 2.644,77 bruto aan de Stichting terugbetalen.