Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 februari 2021
ECLI:NL:GHSHE:2021:275
Werkneemster heeft de mededeling moeten opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster had tegen die opzegging kunnen ageren, maar heeft dat niet gedaan, althans niet binnen de vervaltermijn van twee maanden.

Feiten

Werkneemster is op 13 september 2016 een overeenkomst, getiteld ‘arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een project’, aangegaan met werkgeefster. Bij de totstandkoming van de overeenkomst waren vier partijen betrokken, namelijk werkgeefster, X als cliënt van werkgeefster, A B.V. als inlener en werkneemster. X heeft werkgeefster gevraagd namens haar een arbeidsovereenkomst te sluiten met werkneemster. Werkgeefster verzorgde de salarisbetalingen aan werkneemster. Op 28 november 2016 heeft werkneemster een gesprek gehad met haar direct leidinggevende. Diezelfde middag heeft zij zich ziek gemeld. De Arboarts oordeelde dat sprake was van werkgerelateerde klachten. Bij brief d.d. 13 december 2016 heeft werkgeefster aan werkneemster bericht dat haar overeenkomst eindigt per 31 december 2016, omdat X het contract met werkgeefster heeft beëindigd en daarmee het project tot een einde is gekomen. Werkneemster heeft in kort geding loondoorbetaling gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. In eerste aanleg heeft werkneemster eveneens doorbetaling van loon gevorderd. De kantonrechter heeft werkneemster gevolgd in haar standpunt dat geen sprake is van een rechtsgeldige projectclausule. De arbeidsovereenkomst is volgens de kantonrechter dan ook niet van rechtswege geëindigd, maar moet worden geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. De brief van werkgeefster van 13 december 2016 moet volgens de kantonrechter echter worden gekwalificeerd als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster had tegen die opzegging kunnen ageren door een verzoekschrift in te dienen, maar werkneemster heeft dat niet gedaan, althans niet binnen de vervaltermijn van twee maanden. Dat betekent volgens de kantonrechter dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst onaantastbaar is geworden. Werkneemster komt op tegen het vonnis.

Oordeel

Werkneemster voert primair aan dat bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst op te zeggen alleen X toekwam als de materieel werkgever. Naar het oordeel van het hof heeft werkgeefster, die de arbeidsovereenkomst met werkneemster is aangegaan, als formeel werkgever ook de bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Als het zo zou zijn dat werkgeefster de overeenkomst is aangegaan namens X als materieel werkgever, dan moet het ervoor worden gehouden dat werkgeefster de arbeidsovereenkomst namens X heeft kunnen opzeggen. De vraag of de mededeling in de brief van werkgeefster van 13 december 2016 al dan niet (ook) als een opzegging kwalificeert, moet worden beantwoord aan de hand van de artikelen 3:33 en 3:35 BW. Weliswaar moet ervan uit worden uitgegaan dat de projectclausule niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld plegen te worden, maar gezien de benaming van de overeenkomst en diverse uitdrukkelijke bepalingen was het voor alle betrokkenen duidelijk dat de arbeidsovereenkomst de strekking had dat werkneemster slechts voor een beperkte periode, namelijk voor de duur van het project, werkzaamheden voor inlener ging verrichten. Niet is gebleken dat werkneemster vóór de brief van 13 december 2016 de projectclausule ter discussie heeft gesteld. Het hof overweegt verder dat in de brief van 13 december 2016 zonder meer duidelijk wordt gemaakt dat inlener het project heeft beëindigd en dat werkneemster wordt medegedeeld dat om die reden tevens de arbeidsovereenkomst met werkneemster eindigt. Uit de brief blijkt de niet mis te verstane wil van werkgeefster om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Werkneemster heeft die mededeling naar het oordeel van het hof moeten opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft de brief ook daadwerkelijk opgevat als een opzegging. Anders dan werkneemster heeft aangevoerd is de werknemersbescherming niet in het geding geweest. Het vonnis wordt bekrachtigd.