Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 25 maart 2020
ECLI:NL:RBZWB:2020:1661
Feiten
Invent Business Softawre B.V. (hierna: IBS) bestuurder en aandeelhouder van Gersys B.V. (hierna: Gersys). IBS heeft Gersys het recht verleend om bepaalde software 'namens en als IBS' volgens door IBS bepaalde prijzen en voorwaarden op de markt te brengen en aan derden te verkopen. Per 1 februari 2013 is werknemer als projectmanager voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Gersys. Voor 1 februari 2013 had werknemer met de bestuurder van IBS een bedrijf geëxploiteerd dat zich bezighield met de exploitatie van de door de bestuurder ontwikkelde software. De door werknemer tijdens zijn dienstverband met Gersys verrichte werkzaamheden bestonden uit onderhoud en consultancywerkzaamheden en de overeenkomsten voor het verrichten hiervan werden aangegaan door IBS. IBS heeft deze werkzaamheden uitbesteed aan Gersys. Tussen IBS en Gersys bestond een rekening-courantverhouding. (Voorschotten op) het salaris van werknemer (zijn) is zowel door IBS als Gersys betaald. Tijdens het dienstverband heeft werknemer bij herhaling aan de bestuurder van IBS verzocht om betaling van (voorschotten op) zijn salaris. Op 14 januari 2016 heeft werknemer bij de kantonrechter achterstallig salaris gevorderd. De kantonrechter heeft deze betaling toegewezen, maar Gersys heeft niet aan de veroordeling voldaan. De algemene vergadering van aandeelhouders van Gersys heeft Gersys per 31 augustus 2016 ontbonden, waarna zij op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW bij gebrek aan baten is opgehouden te bestaan. In deze procedure vordert werknemer voor recht te verklaren dat IBS c.s. aansprakelijk is voor de door hem geleden schade en IBS c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 92.855,91.
Oordeel
De rechtbank overweegt dat in de hier feitelijk aan de orde zijnde groepsstructuur alle werknemers die met de uitvoering van door IBS met derden gesloten overeenkomsten waren belast, met uitzondering van de bestuurder, werkzaam waren bij Gersys. IBS bepaalde de voorwaarden waaronder die overeenkomsten gesloten werdenen welke werkzaamheden Gersys diende te verrichten. De inkomsten uit de door IBS gesloten licentie- en onderhoudscontracten kwamen ten goede aan haar en hetzelfde geldt in beginsel voor de inkomsten uit de door Gersys verrichte werkzaamheden, terwijl de daarmee gepaard gaande kosten, waaronder het salaris van de werknemers van Gersys, in beginsel voor rekening van Gersys kwamen. In wezen was sprake van een onderneming waarbij IBS de inkomsten genereerde en in Gersys de kosten werden gemaakt. Welke vergoeding IBS voor die kosten aan Gersys verschuldigd was, is bepaald door IBS (als bestuurder van Gersys). Vast staat dat de door IBS gegeven vergoeding onvoldoende was om de kosten van Gersys te dekken nu zowel vorderingen van de Belastingdienst als vorderingen van de werknemers onbetaald zijn gebleven. IBS wordt geacht reeds kort na het opzetten van de hier aan de orde zijnde groepsstructuur ermee bekend te zijn geweest dat het salaris van werknemers van Gersys niet of niet tijdig kon worden betaald. Mede gelet op deze bekendheid rustte op IBS als houdstermaatschappij en bestuurder van Gersys in deze omstandigheden een bijzondere zorgplicht jegens de werknemers van Gersys. Door vervolgens geen enkele maatregel te nemen ter bescherming van het belang van werknemer waardoor zijn salaris en kosten voor een groot deel onbetaald zijn gebleven, heeft IBS niet aan die zorgplicht voldaan en heeft zij jegens werknemer onrechtmatig gehandeld. Dat geldt temeer nu IBS c.s. geen inzicht heeft gegeven in de opbrengsten van de door Gersys verrichte werkzaamheden die haar ten goede zijn gekomen. Op grond van artikel 2:11 BW is de bestuurder van IBS hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. De vordering van werknemer zal gelet op het voorgaande en nu die overigens niet is weersproken worden toegewezen.