Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 20 februari 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:1518
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer is met ingang van 4 april 2016 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (zes maanden) bij werkgeefster in dienst getreden als ‘chauffeur D-2’. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is van rechtswege op 3 oktober 2016 geëindigd. Werknemer verzoekt onder meer een vergoeding van € 2143,27 bruto wegens schending van de aanzegverplichting.
Oordeel
Niet in geschil is dat werkgeefster de aanzegverplichting niet is nagekomen. Voor zover werkgeefster heeft willen betogen dat door het faxbericht van werknemer op 30 september 2016 die aanzegging overbodig was omdat werknemer zelf geen verlenging van de arbeidsovereenkomst wenste, terwijl hij er voordien blijk van had gegeven wel nog voor werkgeefster te willen blijven werken, faalt dit betoog. Het is immers aan de werkgever om tijdig – dat wil zeggen uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst die zes maanden of langer heeft geduurd – zekerheid te bieden over al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Werkgeefster heeft ook niet aan werknemer aangezegd dat de arbeidsovereenkomst wél zou worden voortgezet. Daarbij komt dat werknemer ter zitting heeft gesteld dat hij met zijn faxbericht alleen maar het einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege op 3 oktober 2016 heeft willen bevestigen en dat hij niet tegen een eerdere datum dan 3 oktober 2016 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.