Naar boven ↑

Rechtspraak

Omron Europe B.V. c.s./Ondernemingsraad Omron Europe B.V. c.s.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 september 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:5172

Omron Europe B.V. c.s./Ondernemingsraad Omron Europe B.V. c.s.

Kantonrechter verleent ex artikel 27 lid 4 WOR vervangende toestemming voor het inzetten van camerabeveiliging. Aan vereisten Wet bescherming persoonsgegevens is voldaan.

Omron verzoekt om vervangende toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR voor de invoering van het besluit zoals neergelegd in het instemmingsverzoek voor het toepassen van camerabeveiliging. Een van haar ondernemingen produceert in ’s-Hertogenbosch hoogwaardige technologische producten, waaronder zogenoemde Industrial Computers (hierna: IPC’s). Omron stelt dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij de bescherming van haar bedrijfseigendommen en dat camerabeveiliging de meest passende en geschikte vorm is om diefstal tijdens en buiten werktijd zo veel mogelijk te voorkomen. Alternatieve systemen zijn ingrijpender. Het betreffende voorgenomen besluit is instemmingsplichtig ex artikel 27 lid 1 onderdeel k en/of l WOR. De ondernemingsraad (hierna: OR) heeft de gevraagde instemming geweigerd. Met het permanent cameratoezicht wordt vergaand inbreuk gemaakt op de privacy van de medewerkers en aan de eisen van artikel 8 aanhef en onderdeel f van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt niet voldaan. De noodzaak voor cameratoezicht ontbreekt. Voorts wordt niet voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Als de preventie al nodig is kan worden volstaan met minder verstrekkende maatregelen, zoals het dagelijks tellen van de componenten. Evenmin is cameratoezicht proportioneel. Het betreft de preventie van een niet bestaand en ook niet redelijkerwijs te verwachten probleem. De OR verzoekt geen vervangende toestemming te verlenen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Omron heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er in ieder geval enkele diefstalgevoelige componenten worden gebruikt bij de assemblage van de IPC’s, waaronder met name de memory SDD’s. De OR heeft aangevoerd dat er geen gevaar voor diefstal is, aangezien er bij Omron nimmer van enig diefstalprobleem is gebleken. Omron heeft betoogd dat dat onjuist is; recent zijn verschillende goederen in het bedrijf gestolen. Het gaat dan onder meer om een telefoon en geld. Voorts zijn er in het verleden wel harde schijven en memory sticks ontvreemd. Tevens heeft Omron aangevoerd dat zij haar personeel in beginsel vertrouwt, maar dat wel in aanmerking moet worden genomen dat er de laatste jaren veel meer tijdelijke en flexibele krachten en uitzendkrachten zijn gekomen; op dit moment is ongeveer een derde van het personeel niet vast in dienst, terwijl dit drie jaar geleden ongeveer 5% was. Ook facilitaire diensten zoals schoonmaak en bezoekers hebben toegang tot de productiehal waarin de componenten zich bevinden. De kantonrechter is van oordeel dat Omron onder deze omstandigheden een gerechtvaardigd belang heeft bij de inzet van camerabeveiliging zoals voorgenomen, namelijk de bescherming van haar bedrijfseigendommen en de preventie van diefstal. Met tellingen alleen kan niet worden vastgesteld wie er componenten heeft weggenomen als wordt geconstateerd dat er componenten ontbreken. Omron heeft er in een dergelijk geval belang bij te weten wie er componenten heeft weggenomen. Daarnaast is het ook een belang van Omron dat werknemers niet achterdochtig jegens elkaar worden als er componenten zijn verdwenen zonder dat is vast te stellen wie deze heeft weggenomen.

Tevens is voldoende aannemelijk dat andere, voor de werknemers minder nadelige maatregelen minder passend zijn. Het maken van de cameraopnames en het eventuele gebruik van de camerabeelden is strikt toegesneden op het doel, namelijk het beschermen van bedrijfseigendommen en de preventie van diefstal. En de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemers is aldus beperkt. Er wordt voldaan aan de eisen van artikel 8 aanhef en onderdeel f Wbp. De kantonrechter concludeert dat het voorgenomen besluit van Omron om camerabeveiliging in te zetten op de wijze zoals weergegeven, wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale redenen, en dat er daarom grond is voor het verlenen van de verzochte vervangende toestemming.