Rechtspraak
werkneemster/TVI B.V.
Werkneemster is per 1 mei 2013 in dienst getreden bij TVI B.V. (hierna: TVI) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vervolgens is tweemaal een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. Werkneemster was laatstelijk werkzaam als assistent manager operationele zaken. In de tweede en laatste arbeidsovereenkomst is onder meer een concurrentiebeding, een relatiebeding en een boetebeding opgenomen. Werkneemster is per 1 mei 2016 in dienst getreden bij X in de functie van assistent-makelaar/administratief medewerker binnendienst. X is een (grote) opdrachtgever en geen concurrent van TVI. Werkneemster vordert schorsing van de concurrentie- en relatiebedingen, in die zin dat het werkneemster is toegestaan om in dienst te treden van X per 1 mei 2016 in genoemde functie, alsmede schorsing van de boetebedingen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst is de vraag aan de orde of het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding in de laatst overeengekomen arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is. Nu sprake is van een tijdelijke arbeidsovereenkomst die na 1 januari 2015 is gesloten moet worden beoordeeld of de uitzonderingsbepaling zoals deze sinds 1 januari 2015 luidt van toepassing is. De zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen moeten in het beding zelf duidelijk zijn omschreven, alsmede de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel nopen. Nu in de laatste tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in het kader van de opgenomen bedingen als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW niet is opgenomen welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen daaraan ten grondslag liggen, is het voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zowel het concurrentie- als het relatiebeding van de laatst overeengekomen arbeidsovereenkomst zal vernietigen. De kantonrechter zal de in de laatste arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebedingen dan ook bij wijze van voorlopige voorziening schorsen. De vraag waar het in de kern vervolgens om gaat is of werkneemster met het in dienst treden bij X het in de tweede arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding heeft geschonden. Werkneemster is in beginsel nog steeds gebonden aan het relatiebeding zoals dat in de tweede arbeidsovereenkomst is opgenomen. Dit relatiebeding is vóór 1 januari 2015 tot stand gekomen, zodat ingevolge de Overgangsbepaling XXIIc van de Wet werk en zekerheid artikel 7:653 BW van toepassing is zoals dat vóór 1 januari 2015 luidde. Werkneemster verstaat onder ‘relaties’ klanten van TVI die meegenomen zouden kunnen worden naar een directe concurrent van TVI op het gebied van het valideren van taxaties, daar waar TVI de zuiver taalkundige uitleg van verband/verhouding/betrekking tussen haar en haar opdrachtgevers hanteert. Het mag dan zo zijn dat X in de letterlijke zin van het woord een relatie is van TVI, maar nu een zuiver taalkundige uitleg niet beslissend is en verder geen eenduidige betekenis valt te halen uit de zin die partijen over en weer redelijkerwijs op dit punt in het beding mochten toekennen, ligt een uitleg als door werkneemster voorgestaan in de rede, nu het beding door de werkgever is opgesteld en werkneemster treft in haar mogelijkheden om in haar levensonderhoud te voorzien (vgl. HR 4 april 2003, JAR 2003/107). Dat klemt temeer nu niet valt in te zien welke cliënten en/of relaties van TVI werkneemster mee zou kunnen nemen naar X. X is in het geheel géén concurrent van TVI. Integendeel, zij is een grote opdrachtgever van TVI. De door werkneemster bij X te verrichten werkzaamheden kunnen dan ook niet concurrerend van aard noch schadelijk voor TVI zijn. Immers, X is geen onderneming zoals TVI dat taxaties valideert maar een makelaarskantoor dat taxaties aanlevert. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de kantonrechter het aannemelijk acht dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat het relatiebeding, zoals opgenomen in de tweede arbeidsovereenkomst, er voor werkneemster niet aan in de weg staat om bij X in dienst te treden in de functie van assistent-makelaar/administratief medewerker binnendienst. Reeds om die reden dient het relatiebeding geschorst worden met ingang van 1 mei 2016, de datum waarop werkneemster bij X in dienst is getreden. Het overeengekomen boetebeding wordt eveneens geschorst, nu het een werkgever niet is toegestaan tegelijkertijd een boete te innen krachtens een boetebeding en daarnaast een schadevergoeding te eisen.