Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 10 september 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:4057
werkgeefster/werknemer
Werknemer is per 1 mei 2011 in dienst getreden in de functie van boekhouder, administrateur en assistent-belastingadviseur. In de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen. Op 1 april 2014 heeft werknemer een e-mail geschreven aan werkgeefster. In deze e-mail schrijft werknemer onder meer ‘zich kapot geschrokken te zijn van de jaarrekening van 2012’. Werknemer laat zich in deze mail denigrerend uit over werkgeefster. De mail is ook naar een collega en enkele klanten gestuurd. Werkgeefster stelt dat werknemer zich schuldig maakt aan onrechtmatige concurrentie en dat werknemer het geheimhoudingsbeding overtreedt. Werkgeefster vordert schadevergoeding en betaling van een boete. Werkgeefster vordert tevens werknemer te veroordelen een schriftelijke rectificatie op te stellen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat werknemer op 1 april 2014 een e-mail heeft verzonden waarin hij zich op negatieve en niet op een zakelijk weergegeven wijze uit over werkgeefster en waarbij hij klanten oproept om zich tot hem te wenden. Vast is komen te staan dat werknemer deze e-mail in elk geval naar twintig klanten heeft verzonden. Voldoende aannemelijk is dat werknemer met de bij werkgeefster opgedane gegevens omtrent klanten en met denigrerende mededelingen over werkgeefster klanten heeft benaderd met het oogmerk om hen over te halen om naar hem over te stappen. Dit acht de kantonrechter vooralsnog onrechtmatig. De vordering werknemer te verbieden om nog klanten van werkgeefster te benaderen voor de duur van één jaar, is daarom toewijsbaar, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor de klanten voor wie werknemer reeds werkzaamheden verricht. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt (€ 250 per overtreding) en gemaximeerd tot € 5.000. De vordering om werknemer te verbieden contacten te onderhouden met en diensten te verlenen aan klanten van werkgeefster is niet toewijsbaar. In de adviesbranche is het gebruikelijk dat klanten hun adviseur volgen, ook indien deze zich elders vestigt. Nu werknemer niet gebonden is aan een relatie- en/of concurrentiebeding, staat het hem vrij werkgeefster te beconcurreren en voormalig klanten van werkgeefster te bedienen, indien die klanten zich tot hem wenden.
In de e-mail van 1 april 2014 heeft werknemer bedrijfseconomische gegevens geopenbaard aan derden. Hiermee heeft hij in strijd gehandeld met het geheimhoudingsbeding. De verschuldigde boete wordt onder verwijzing naar artikel 7:650 lid 6 BW gematigd. Van belang hierbij is dat tot op heden werkgeefster onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door de schending van het geheimhoudingsbeding schade heeft geleden, die niet was ontstaan indien het geheimhoudingsbeding niet geschonden zou zijn. Daarnaast bepaalt artikel 7:650 lid 5 BW dat een afzonderlijke boete niet hoger mag zijn dan zijn in geld vastgesteld loon voor een halve dag. De thans gevorderde boete van € 5.000 staat in geen enkele verhouding tot het salaris, dat maar in geringe mate afwijkt van het minimumloon. De kantonrechter zal daarom de gevorderde boete matigen tot € 250. Om een vordering tot rectificatie te kunnen toewijzen is noodzakelijk dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld door een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard. Weliswaar wordt geoordeeld dat werknemer met de e-mail van 1 april 2014 onrechtmatig heeft gehandeld, maar niet dat het onrechtmatige karakter is ontstaan door onjuiste of onvolledige misleidende publicatie van gegevens. Dat gedane mededelingen schadelijk zijn voor werkgeefster is aannemelijk, doch is gelet op het bepaalde in artikel 6:167 BW onvoldoende om de vordering toe te wijzen.