Rechtspraak
OR/werkgever c.s.
Werkgever is onderdeel van de Citygroep, die op haar beurt onderdeel uitmaakt van de Air France/KLM-groep. X is nagenoeg enig aandeelhouder van werkgever. Op 3 oktober 2012 is de ondernemingsraad (hierna: OR) advies gevraagd met betrekking tot het stopzetten van de route Eindhoven (EIN)-London City (LCY) en het opheffen van Eindhoven als basis voor activiteiten van werkgever. De OR heeft negatief geadviseerd. X heeft op 3 november 2012 besloten tot het verhandelen van landingsrechten en werkgever heeft op 9 november 2012 besloten tot het stopzetten van de route EIN-LCY en het opheffen van de basis Eindhoven. De OR vordert dat het werkgever en X wordt verboden landingsrechten te verhandelen, omdat de ondernemer ex artikel 25 lid 6 WOR verplicht is het besluit met een maand op te schorten. Gesteld wordt dat X medeondernemer is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De OR is ontvankelijk in haar vordering. Vaststaat dat er bij verhandeling van de landingsrechten buiten het concern geen vluchten meer kunnen plaatsvinden door werkgever vanuit Eindhoven. Aannemelijk is dat dit tot gevolg heeft dat aan de werkzaamheden van werkgever op de basis Eindhoven in feite de grondslag komt te ontvallen. Indien dit zou gebeuren, wordt een procedure ex artikel 26 WOR tegen het besluit van werkgever van 9 november 2012 in feite zinloos, waarmee tekort wordt gedaan aan de medezeggenschapsrechten van de ondernemingsraad tegen werkgever ter zake dat besluit. Er is dan ook een duidelijk en groot belang voor de ondernemingsraad bij de gevraagde beslissing. Of X als medeondernemer kan worden aangemerkt is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de beslissingsstructuur binnen het concern in het algemeen en ten aanzien van het in geding zijnde besluit in het bijzonder. Zoals partijen terecht hebben aangevoerd, is de Ondernemingskamer specifiek aangewezen voor beslissingen over deze materie. Bovendien leent een kort geding zich niet voor een vergaand onderzoek daarnaar. De kantonrechter volstaat daarom met het voorlopig oordeel dat niet valt uit te sluiten dat sprake is van medeondernemerschap van X dan wel dat werkgever mede zeggenschap heeft gehad over de beslissing de landingsrechten te verhandelen. Het wordt werkgever en X verboden om tot 9 december 2012 over te gaan tot uitvoering van het besluit van 9 november 2012 en in het bijzonder tot het verhandelen van de landingsrechten met betrekking tot de basis Eindhoven.