Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Horeca Onderneming Enschede BV
Rechtbank Amsterdam, 9 februari 2012
ECLI:NL:RBAMS:2012:BW0575

werknemer/Horeca Onderneming Enschede BV

Ontbinding op verzoek horecamedewerker nadat hij twee keer op staande voet is ontslagen. Voorwaardelijke ontbinding. Ernstige schending goed werkgeverschap. Vergoeding € 40.000

Werknemer is sinds 2001 in dienst van Horeca Combinatie Enschede (hierna: HCE) in de functie van medewerker Heineken Hoek. Hij is op 4 april 2011 op staande voet ontslagen wegens diefstal van een krat bier. In kort geding en in de bodemprocedure is de vordering tot wedertewerkstelling en de loonvordering toegewezen. Nadat werknemer weer aan het werk is gegaan, is een conflict ontstaan en heeft hij zich ziek gemeld. Op 13 december 2011 is werknemer, nadat hij daartoe was opgeroepen, niet op het werk verschenen. Op 9 januari 2012 is werknemer op staande voet ontslagen wegens – kort samengevat – het ondanks herhaalde oproepen bij herhaling en zonder inhoudelijke reactie niet op het werk verschijnen. Werknemer heeft de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen. Thans verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft een onvoorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend. HCE heeft werknemer twee keer op staande voet ontslagen. Nu het eerste ontslag van 4 april 2011 reeds onderwerp vormt van een thans aanhangige bodemprocedure zal de rechtsgeldigheid daarvan in de onderhavige procedure in het midden worden gelaten. De ontbinding zal daarom in elk geval worden uitgesproken onder de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst na 4 april 2011 is blijven voortbestaan. Een dergelijk voorbehoud wordt ten aanzien van het ontslag op staande voet op 9 januari 2012 niet gemaakt. Geoordeeld wordt dat er toen geen dringende reden voor ontslag was. Hoewel het HCE vrij stond haar ontbindingsverzoek op 7 november 2011 in te trekken, had zij voldoende concrete maatregelen moeten nemen waaruit bleek dat zij thans wel vertrouwen had in werknemer en dat zij (ten minste) afstand nam van de – ernstige – beschuldigingen aan zijn adres. HCE heeft werknemer daarentegen zwaarder werk laten doen op zwaardere werktijden en heeft volhard in haar beschuldigingen van diefstal. Werknemer kan derhalve niet worden verweten dat hij niet heeft gereageerd op oproepen van HCE. Voorts heeft HCE sinds april 2011 geen loon betaald, terwijl zij daartoe wel veroordeeld is. Werknemer is hierdoor in financiële problemen  komen te verkeren. HCE heeft in ernstige mate in strijd met het goed werkgeverschap gehandeld. Volgt ontbinding onder toekenning van een vergoeding van € 40.000 bruto.