Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel, 5 januari 2012
ECLI:NL:RBALM:2012:BV0550

werknemer/werkgever

Einde arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Praktijkovereenkomst en arbeidsovereenkomst kunnen niet los van elkaar worden gezien

Werknemer heeft in de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 juli 2011 bij werkgever stage gelopen met behoud van zijn Wajong-uitkering. Aansluitend is hij in dienst getreden als algemeen medewerker. Werknemer, werkgever (als praktijkbiedende organisatie) en de onderwijsinstelling AOC Oost hebben een Beroepspraktijkovereenkomst gesloten ingaande op 1 augustus 2011 en eindigend op 13 juli 2012 voor een gemiddelde duur van 32 uur per week. Werknemer heeft op 14 november 2011 vrij gevraagd in verband met een sollicitatiegesprek op 16 november 2011. Werkgever heeft hierop meegedeeld dat werknemer niet weer hoeft te komen en dat het contract beëindigd zou worden. In het bijzijn van de jobcoach van werknemer is op 18 november 2011 een beëindigingsovereenkomst opgesteld, die werknemer heeft ondertekend. Centrale vraag is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen geacht moet worden met wederzijds goedvinden te zijn geëindigd per 18 november 2011.

De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Werknemer heeft zich niet aan het bedrijfsreglement gehouden door pas twee dagen van tevoren vrij te vragen voor het sollicitatiegesprek. Vast staat dat werknemer in november 2011 tegen de onderwijsinstelling heeft gezegd dat hij wilde stoppen met zijn opleiding Natuur en groene ruimte 2. Voor zover werknemer heeft betoogd dat de praktijkovereenkomst en de arbeidsovereenkomst los van elkaar staan, faalt dit betoog nu duidelijk uit de overeenkomsten naar voren komt dat deze aan elkaar gekoppeld zijn, gelet op de ingangsdatum van beide overeenkomsten, werkgever de praktijkbiedende organisatie is en de opleiding 'Natuur en groene ruimte 2' betreft. Naar het oordeel van de kantonrechter impliceert het stoppen met de opleiding tevens dat de beroepspraktijkvorming bij werkgever geen doel meer zou dienen. Gelet op de omstandigheden die vooraf zijn gegaan aan het gesprek op 18 november 2011, mede gelet op het feit dat zowel werkgever als de jobcoach verklaren dat werknemer wel heeft ingestemd met beëindiging, is de kantonrechter van oordeel dat vooralsnog voldoende aannemelijk is dat in een eventueel te voeren bodemprocedure zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 18 november 2011 is geëindigd. Daar komt bij dat werknemer vanaf 18 november 2011 wederom een Wajong-uitkering ontvangt. Volgt afwijzing van de loonvordering.