Rechtspraak
Twentsche Kabelfabriek/werknemer
Werknemer (arbeidsgehandicapt) is op 1 maart 2008 in dienst getreden van Twentsche Kabelfabriek, laatstelijk in de functie van machinevoerder in een drieploegendienst. Op 31 maart 2009 wordt werknemer wegens ziekte arbeidsongeschikt. In het kader van re-integratie vraagt Twentsche Kabelfabriek advies aan de arbodienst. De arbeidsdeskundige komt op 4 oktober 2010 in het advies tot de conclusie dat werknemer niet meer geschikt is voor het werk als machinevoerder, maar wel voor de functie van assistent machinevoerder. De op 14 december 2010 door werknemer aangevraagde WIA-uitkering wordt geweigerd, omdat hij naar het oordeel van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Re-integratie in de functie van assistent machinevoerder is naar het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV niet mogelijk omdat werknemer blijkens het onderzoek van de arbeidsdeskundige geen ploegendienst mag verrichten. Thans vordert Twentsche Kabelfabriek ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verandering in omstandigheden. Twentsche Kabelfabriek stelt dat werknemer niet in staat is in ploegendienst te werken en dat daardoor ook re-integratie in de functie van assistent machinevoerder zinloos is geworden. Deze functie kan alleen in ploegendienst worden verricht. Organisatorisch is het niet mogelijk werknemer alleen maar in een dagdienst als assistent machinevoeder te laten werken. Van Twentsche Kabelfabriek kan niet worden gevergd werknemer, in strijd met het oordeel van de verzekeringsarts, toch te werk te stellen in een ploegendienst. Indien zij dat toch zou doen, getuigt dat van slecht werkgeverschap. Bij Twentsche Kabelfabriek zijn geen voor werknemer passende functies voorhanden die in dagdienst kunnen worden verricht. De arbeidsongeschiktheid heeft inmiddels meer dan twee jaar geduurd en de loonbetalingsverplichting bestaat niet meer. Nu de arbeidsovereenkomst een lege huls is geworden, dient tot ontbinding te worden overgegaan.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag is of bij Twentsche Kabelfabriek geen passend werk voor werknemer aanwezig is. Te billijken is het standpunt van Twentsche Kabel dat het niet aangaat om werknemer in een drieploegendienst te laten werken, nu de verzekeringsarts van mening is dat hij daartoe niet in staat is. In voldoende mate is komen vast te staan dat zowel Twentsche Kabelfabriek als werknemer zich de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid inspanningen hebben getroost om tot een re-integratie te komen. Dat is in een periode van twee jaren niet gelukt. Gelijk Twentsche Kabelfabriek heeft opgemerkt is de arbeidsovereenkomst inmiddels inhoudsloos geworden. De re-integratieverplichting bestaat nog altijd. Het probleem ligt bij de functie van assistent machinevoerder. In de 'Rapportage Arbeidsdeskundige' wordt deze functie als passend omschreven. Werknemer heeft in het kader van zijn re-integratie in deze functie in dagdienst gewerkt. Dat blijkt praktisch mogelijk te zijn. Nu daarenboven het deskundigenoordeel tot de slotsom komt dat per 1 mei 2011 de bij Twentsche Kabelfabriek aanwezige arbeid passend is en in de 'Rapportage Arbeidskundige' er gewag van wordt gemaakt dat onderzocht moet worden of de functie van assistent machinevoerder in dagdienst kan worden aangeboden, zijn thans onvoldoende termen aanwezig de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen van omstandigheden te ontbinden. Twentsche Kabel heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij het drieploegenstelsel niet zo kan organiseren dat (de gehandicapte) werknemer alleen in een dagdienst kan werken. De kantonrechter refereert in dit verband voorts aan hetgeen is bepaald in artikel 5.2 sub b van het Ontslagbesluit. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.