Naar boven ↑

Rechtspraak

Formedia/werkneemster
Rechtbank Limburg, 12 mei 2011
ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7681

Formedia/werkneemster

Belediging van werkgever geen dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Psychische klachten werkneemster

Werkneemster is in dienst van Formedia. Er zijn geen andere werknemers bij Formedia in dienst. Formedia heeft werkneemster een ontwikkelingstraject laten doorlopen met als uiteindelijke doelstelling dat werkneemster als directeur van Formedia zou worden benoemd. Werkneemster heeft zich op 20 oktober 2010 ziek gemeld. Zij heeft geprobeerd om te re-integreren, maar is hier niet in geslaagd. Formedia verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. Zij heeft ter onderbouwing van haar (primaire) verzoek aangevoerd dat werkneemster haar werkgever herhaaldelijk, gedurende een langere periode en met toenemende kracht grovelijk heeft beledigd. De arbeidsrelatie is dan ook door toedoen van werkneemster volstrekt verstoord.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verzoek tot ontbinding houdt geen verband met enig opzegverbod aangezien de gezondheidstoestand van werkneemster niet de grond voor de gevraagde ontbinding is. Door Formedia is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden dient te worden ontbonden. Werkneemster is onder meer uitgevallen met psychische klachten die beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren tot gevolg hebben. Gezien de medische problematiek is geen sprake van een dringende reden. Voldoende is gebleken dat wel sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Ten aanzien van de vergoeding overweegt de kantonrechter dat het erop lijkt dat aan geen van beide partijen in overwegende mate verwijt is te maken van de ontstane situatie. Beide partijen hebben erkend op momenten fouten te hebben gemaakt en hebben hiervoor hun excuses aangeboden. De kantonrechter acht het redelijk aan werkneemster een vergoeding toe te kennen van € 2.000 bruto.