Rechtspraak
werkneemster/Modeca BV
Werkneemster (59 jaar) is sinds 1981 in dienst van Modeca Bruidsmode. Vanaf 2001 – na het faillissement van Modeca Bruidsmode – is zij in dienst van Modeca. Zij lijdt aan kyfoscoliose, ten gevolge waarvan zij op 3 november 2008 arbeidsongeschikt is geraakt. Begin 2009 is zij gaan re-integreren met als doel volledige hervatting van de eigen werkzaamheden. Dat bleek niet haalbaar. De bedrijfsarts heeft werkneemster op 22 juni 2009 blijvend arbeidsongeschikt geoordeeld voor 20 uur per week en arbeidsgeschikt voor 20 uur per week voor haar eigen werkzaamheden. Op 8 maart 2010 is zij door de bedrijfsarts weer als volledig arbeidsongeschikt beoordeeld. Volgens de bedrijfsarts is de arbeidsongeschiktheid deels arbeidsgerelateerd. Werkneemster heeft een IVA-uitkering aangevraagd. Thans verzoekt zij ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat Modeca volgens haar in strijd met het goed werkgeverschap meermalen heeft aangedrongen op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, haar klachten niet serieus neemt en de re-integratie niet ter hand neemt. Zij verzoekt ontbinding met C=2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter vermag in dit geval niet in te zien waarom de arbeidsovereenkomst van werkneemster eerder zou moeten eindigen dan medio 2011, wanneer, naar de kantonrechter begrijpt, de verplichting van Modeca afloopt tot aanvulling van de uitkering van werkneemster en kan worden opgezegd na verkregen ontslagvergunning. Immers, werkneemster werkt niet meer, dus hoe ook de verhoudingen tussen partijen mogen zijn, zij heeft daar in de praktijk geen last van. Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het onjuist is om het faillissement wel als breekpunt in de opbouw van aanspraken op vergoeding te erkennen bij het berekenen van de factor A en vervolgens via C de dienstjaren tot 2001 bij de gefailleerde onderneming als factor bij het toekennen van een vergoeding binnen te sluizen. Hierbij overweegt de kantonrechter dat op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt dat Modeca dient te worden beschouwd als rechtsopvolger van Modeca Bruidsmode B.V. Het voorgaande dient reeds te leiden tot halvering van de gevraagde vergoeding. Het resterende bedrag dient evenwel nogmaals te worden gehalveerd omdat partijen het er kennelijk over eens zijn dat 50% van de arbeidsongeschiktheid van werkneemster dient te worden toegeschreven aan haar kyfoscoliose. Met toepassing van C=1 zou er dus voor werkneemster sowieso niet meer inzitten dan € 19.376,75. Echter, bij een werknemersverzoek wordt geteld vanaf C=0 en wordt op basis van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever bij geplust. Er moet dan heel wat aan de hand zijn om tot C=1 te komen.
De proceskosten worden gecompenseerd.