Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 september 2010
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN9443
Werknemer/Zep Industries BV
Werknemer (57 jaar) is op 19 juni 1980 in dienst getreden bij Zep Industries. In verband met bedrijfseconomische omstandigheden heeft Zep Industries een aantal werknemers moeten ontslaan. Werknemer is benaderd met het voorstel om de arbeidsverhouding per 31 oktober 2009 te beëindigen, waarbij hij vanaf 1 mei 2009 vrijgesteld zou zijn van werk en hem een vergoeding zou worden toegekend van € 62.775 bruto, hetgeen door werknemer is afgewezen. Nadien is met toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst alsnog opgezegd tegen 1 november 2009. Zep Industries heeft nog diverse malen toenaderingspogingen gedaan en zelfs na het ontslag de WW-uitkering aangevuld tot 100%. Werknemer bleeft echter volharden in een vergoeding conform de kantonrechtersformule en heeft de suppleties teruggestort. Werknemer vordert thans schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is evident dat de gevolgen van het beëindigen van de arbeidsverhouding tussen partijen voor werknemer buitengewoon ernstig zijn. Niet alleen zal geen enkele werknemer het als aangenaam ervaren om, gelijk werknemer, na 29 jaar goed en loyaal te hebben gefunctioneerd aan de kant te worden gezet, maar ook de kansen op de arbeidsmarkt moeten, gezien zijn leeftijd, zijn langdurig eenzijdig arbeidsverleden bij één werkgever en de omstandigheid dat werknemer na het behalen van zijn Atheneumdiploma kennelijk geen andere diploma’s meer heeft gehaald, als betrekkelijk gering worden beschouwd. Hier staat tegenover dat geen enkele werknemer er meer op mag rekenen dat hij, ook bij goed functioneren, gedurende zijn hele arbeidzame leven bij dezelfde werkgever in dienst kan blijven. Anders gezegd, een werknemer dient er altijd rekening mee te houden dat er op enig moment een einde komt aan zijn dienstverband bij een werkgever en het is dan ook in zijn belang om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat hij in het onverhoopte geval van ontslag zichzelf zo veel mogelijk heeft ‘gewapend’ om met succes de strijd op de arbeidsmarkt aan te gaan. Beter nog is om zich zo veel mogelijk te bekwamen om de kansen op ontslag bij economische tegenwind zo klein mogelijk te maken. Het is helder dat werknemer dit heeft nagelaten. Werknemer kan niet worden tegengeworpen dat hij, gelijk het merendeel van juridisch Nederland tot het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2009, de kantonrechtersformule, althans een variant hiervan, als uitgangspunt bij de onderhandelingen nam. In vergelijking met de uitkomst van die formule was het eerste aanbod van Zep Industries mager. Alle omstandigheden van het geval gewogen, leidt dit tot het oordeel dat sprake is van kennelijke onredelijkheid.
De schadevergoeding wordt als volgt begroot. Nog afgezien van de mate van toerekening van die schade, bestaat de voor werknemer ontstane schade uit de mogelijke inkomstenderving die hij heeft gedurende de periode liggende tussen 1 november 2009 en het tijdstip dat hij AOW-gerechtigd is, waarbij de kantonrechter er voor het gemak van uitgaat dat dit bij het bereiken van de 65 -arige leeftijd op 31 augustus 2018 zal zijn. Bij voortdurende werkloosheid zal die schade gedurende de eerste drie jaar het verschil tussen zijn salaris bij Zep Industries en zijn WW-uitkering zijn en daarna het verschil tussen dat salaris en de eventuele vervolguitkering. Onzeker is hierbij of en zo ja wanneer werknemer zich mogelijk een andere baan kan verwerven en in welke mate die baan dan qua honorering afwijkt van die bij Zep Industries. Schattenderwijs gaat de kantonrechter ervan uit dat de kans dat werknemer weer aan het werk komt niet groter dan 25% is. Dit alles in aanmerking nemende schat de kantonrechter de schade die werknemer vermoedelijk door het ontslag zal lijden op een bedrag van €.110.000 bruto. In negatieve zin voor werknemer rekening houdend met hetgeen hierboven is overwogen, rekent de kantonrechter van bovenstaand schadebedrag €.99.000 bruto toe aan Zep Industries. Dit bedrag vormt een passende schadeloosstelling en zal derhalve worden toegewezen.