Rechtspraak
Odice BV/werknemer
Werknemer heeft in 1984 een groothandel in rijwielen opgericht. In 2008 is hij in dienst getreden van Odice, waarvan zijn holding alle aandelen in bezit had. Begin 2009 verkeerde Odice in een dusdanige slechte financiële situatie dat de aandeelhouders (waaronder de holding) zich genoodzaakt zagen hun aandelen in Odice te verkopen aan Cycle Union GmbH. Kort daarna is met werknemer een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband opgesteld. In deze vaststellingsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen dat hem verbiedt gedurende drie jaar soortgelijke werkzaamheden te verrichten in Nederland. Werknemer is werkzaamheden gaan verrichten voor Netfiets VOF. Volgens werknemer was het de bedoeling van partijen dat Netfiets VOF niet onder de reikwijdte van het concurrentiebeding zou vallen.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De vaststellingsovereenkomst - en dus ook het concurrentiebeding - is opgesteld na uitgebreide onderhandelingen waarbij partijen zich hebben laten bijstaan door advocaten. Als uitgangspunt geldt daarom dat moet worden uitgegaan van de tekst van het concurrentiebeding, waarin - vrij vertaald - staat vermeld dat het werknemer vrij staat om bij Fietsnet.nl aan de slag te gaan. Werknemer zal in dit kort geding daarom aannemelijk moeten maken (evenzogoed als hij, zo moet worden aangenomen, in een bodemzaak zal moeten bewijzen) dat het voor partijen kenbaar was dat er sprake is van een evidente fout en dat het de bedoeling van partijen was om vast te leggen dat Odice ermee instemde dat werknemer voor Netfiets zou gaan werken. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kan uit de getuigenverklaringen, in hun onderling verband en samenhang beschouwd, (vooralsnog) niet worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was dat werknemer voor Netfiets mocht gaan werken. Gezien de vrij korte arbeidsrelatie (werknemer is slechts 9 maanden bij Odice in dienst geweest) is de duur van het concurrentiebeding (3 jaar) op het eerste oog vrij lang. Daar staat evenwel tegenover dat werknemer een - eveneens op het eerste oog - riante ontbindingsvergoeding van ruim € 28.000 heeft ontvangen, is bijgestaan door een advocaat en pas bij de vaststellingsovereenkomst een concurrentiebeding is overeengekomen. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat het concurrentiebeding zal worden vernietigd.