Rechtspraak
Werknemer (63 jaar) is op 19 februari 1973 in dienst getreden van Automobielbedrijf Blijdorp B.V., 100% dochter van Summit. Bij brieven van 17 en 23 mei 2002 heeft Summit werknemer een aanbod gedaan om tot beëindiging van zijn dienstverband te komen. Het aanbod hield in dat werknemer vroegtijdig gebruik zou maken van de vroegpensioenregeling per 1 december 2002 en dat Summit zou zorg dragen voor een aanvulling van het vroegpensioen vanaf de leeftijd van 601/2 tot een bedrag van 85% van het laatst verdiende bruto salaris van werknemer. Werknemer is - na bevestiging van de inhoud van dit voorstel door Summit bij brief van 24 mei 2002 - akkoord gegaan met het voorstel. In deze procedure vordert werknemer onder meer een verklaring voor recht dat de overeengekomen regeling zoals vastgesteld in het schrijven van Summit van 24 mei 2002 dient te worden nagekomen. Het meest strekkende verweer van Summit is dat werknemer haar ten onrechte in de procedure heeft betrokken, aangezien werknemer niet bij Summit in dienst was, maar bij Blijdorp. Zowel de kantonrechter als het hof hebben het verweer van Summit verworpen. Het cassatiemiddel richt zich met een aantal motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat werknemer de juiste rechtspersoon heeft gedagvaard als de contractuele wederpartij bij de tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 24 mei 2002.
Volgens de A-G (Timmerman) missen de klachten feitelijke grondslag. Het hof is niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden en heeft noch de rechtsgronden noch de feitelijk gronden aangevuld in het bestreden vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de primaire vordering van werknemer de verklaring voor recht betreft waarin hij nakoming vordert van de met Summit overeengekomen regeling zoals vastgelegd in het schrijven van Summit van 24 mei 2002. Naar het oordeel van het hof is voor de beoordeling van deze vordering tot nakoming van de overeenkomst van 24 mei 2002 de werkelijke arbeidsrechtelijke verhouding tussen partijen niet relevant. Voor de vraag of werknemer de juiste rechtspersoon heeft gedagvaard acht het hof alleen relevant wie de contractuele wederpartij is van werknemer bij de overeenkomst van 24 mei 2002 en niet wie de werkelijke werkgever was van werknemer op deze datum. Het hof is op basis van de processtukken en het partijdebat tot de conclusie gekomen dat werknemer ervan uit mocht gaan dat Summit voor zichzelf heeft gecontracteerd en dat Summit de contractuele wederpartij van werknemer is bij de overeenkomst van 24 mei 2002. De A-G concludeert tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt tot verwerping van het cassatieberoep onder verwijzing naar artikel 81 RO.