Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 28 mei 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:2340
Werkgeefster verrekent te veel betaald salaris met volgende salaris. Werkneemster verzoekt betaling, nu werkgeefster ten onrechte loon heeft ingehouden. Ook geen sprake van aanzegging. Vergoeding naar evenredigheid verminderd.

Feiten

Werkneemster is sinds 25 maart 2022 in dienst bij werkgeefster. Na enkele tijdelijke oproepcontracten werkte zij sinds 1 februari 2024 op basis van een jaarcontract voor 24 uur per week als pedagogisch medewerkster. Op 29 december 2024 heeft werkgeefster haar personeel geïnformeerd dat in het verleden fouten zijn gemaakt bij de registratie van pauze-uren, waardoor salarissen en emolumenten onjuist zouden zijn berekend. Volgens werkgeefster had werkneemster over 2024 bruto € 1.219,35 te veel ontvangen. Er is daarnaast een correctie toegepast op haar vakantiegeld (€ 70,49) en op verlofuren (€ 98,42). Ondanks dat werkneemster bezwaar maakte, heeft werkgeefster in december 2024 een bedrag van € 1.388,21 op haar loon ingehouden. Op 21 januari 2025 heeft werkneemster laten weten haar arbeidsovereenkomst niet te willen verlengen. Zij is per 4 februari 2025 elders aan het werk gegaan. Bij brieven van 13 februari en 6 maart 2025 heeft haar gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de inhouding van het loon en aanspraak gemaakt op betaling van het volledige loon, wettelijke rente, wettelijke verhoging, incassokosten en de aanzegvergoeding, nu werkgeefster haar niet tijdig had geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van het tijdelijke contract.

Werkneemster verzoekt de kantonrechter om werkgeefster te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting. Primair vordert zij vergoeding over de volledige maand januari 2025, subsidiair over de periode tot het moment waarop zij zelf te kennen heeft gegeven het dienstverband niet te willen voortzetten. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om werkgeefster te veroordelen tot betaling van € 1.388,21 bruto inzake ten onrechte ingehouden loon in de maand december 2024, wettelijke rente en wettelijke verhoging. Werkgeefster heeft geen verweerschrift ingediend en is ook niet verschenen op de mondelinge behandeling.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat werkgeefster geen schriftelijke aanzegging heeft gedaan, terwijl dat wettelijk verplicht is bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Omdat werkneemster op 20 januari 2025 zelf te kennen gaf het dienstverband niet te willen voortzetten, is de vergoeding beperkt tot het deel van de maand waarin zij nog in onzekerheid verkeerde. De aanzegvergoeding wordt daarom vastgesteld op € 1.223,23 netto.

Ten aanzien van de inhouding op het loon stelt de kantonrechter vast dat werkgeefster haar stelling dat er te veel loon zou zijn betaald wegens foutieve pauzeregistratie, niet heeft onderbouwd. Werkneemster heeft gemotiveerd betwist dat zij pauzes heeft genoten waarvoor geen recht op loon bestond. Daarom wordt het ingehouden bedrag van € 1.388,21 bruto volledig toegewezen. De wettelijke rente over zowel het achterstallige loon als de aanzegvergoeding wordt toegewezen vanaf 1 maart 2025.