Naar boven ↑

Rechtspraak

De ondernemingsraad van Microfocus Nederland B.V. en Microfocus B.V. /Microfocus Nederland B.V. en Microfocus B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 mei 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:1299
Bestuurder heeft bij afweging van de belangen niet in redelijkheid tot het reorganisatiebesluit kunnen komen wegens onvoldoende zelfstandige afweging van de eigen belangen tegen het (internationale) concernbelang. De informatieverstrekking aan de ondernemingsraad is onvoldoende geweest.

Feiten

Micro Focus B.V. en Micro Focus Nederland B.V. zijn Nederlandse werkmaatschappijen van een internationaal opererende leverancier van bedrijfssoftware. Micro Focus B.V. en Micro Focus Nederland B.V. hebben dezelfde bestuurder, X , en één gezamenlijke ondernemingsraad. Binnen Micro Focus was tot en met 30 juni 2024 een sociaal plan van toepassing. Tijdens een overlegvergadering tussen de ondernemingsraad en de bestuurder op 11 juni 2024 is de mogelijke inkrimping van de organisatie van Micro Focus ter sprake gekomen. X heeft daarbij kenbaar gemaakt niet bekend te zijn met aanstaande reducties in arbeidsplaatsen. Op 1 juli 2024 heeft Micro Focus met enkele van haar medewerkers gesprekken gevoerd over het beëindigen van hun arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden door middel van een vaststellingsovereenkomst. De ondernemingsraad heeft daarna aan Micro Focus laten weten dat hij advies wil uitbrengen over dit (voorgenomen) besluit. De CEO van het OpenText-concern heeft op 3 juli 2024 in een e-mail aan alle medewerkers een Business Optimization Plan (hierna: het BOP) voor het gehele concern aangekondigd voor fiscaal jaar 2025. Onderdeel van het BOP is het wereldwijd vervallen van 1.200 functies en het creëren van 800 nieuwe functies. Op 17 juli 2024 zijn de ondernemingsraad en Micro Focus overeengekomen dat de beëindigingsgesprekken met de betreffende medewerkers per direct werden gepauzeerd vanwege het overleg met de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft op 19 juli 2024 een adviesaanvraag ontvangen van Micro Focus met betrekking tot het voorgenomen besluit om twaalf arbeidsplaatsen te laten vervallen bij Micro Focus als gevolg van het BOP. Naar aanleiding van de adviesaanvraag heeft de ondernemingsraad op 26 juli 2024 schriftelijke vragen gesteld aan Micro Focus. De ondernemingsraad en Micro Focus hebben op 6 augustus 2024 een overlegvergadering gehad om de gestelde vragen te beantwoorden. Vervolgens heeft Micro Focus op 8 augustus 2024 een aanvullende, schriftelijke reactie aan de ondernemingsraad gestuurd. Op 16 augustus 2024 heeft naar aanleiding van de adviesaanvraag een tweede overlegvergadering plaatsgevonden tussen de ondernemingsraad en Micro Focus. Op 2 september 2024 heeft de ondernemingsraad een negatief advies uitgebracht in reactie op de adviesaanvraag van 17 juli 2024. Micro Focus heeft op 16 september 2024 laten weten verder in gesprek te willen met de ondernemingsraad over het negatieve advies. In een overlegvergadering op 2 oktober 2024 is aanvullende informatie met de ondernemingsraad gedeeld over de financiële en bedrijfseconomische redenen van het voorgenomen besluit. De ondernemingsraad is bij zijn negatieve advies gebleven en heeft dat op 4 oktober 2024 aan Micro Focus laten weten. Micro Focus heeft op 7 oktober 2024 het in deze procedure bestreden besluit genomen in afwijking van het advies van de ondernemingsraad en dit meegedeeld aan de ondernemingsraad. In het bericht aan de ondernemingsraad is Micro Focus gemotiveerd ingegaan op het negatieve advies. De ondernemingsraad heeft bij de Ondernemingskamer beroep ingesteld tegen het besluit van Micro Focus van 7 oktober 2024 met betrekking tot de reorganisatie van Micro Focus en het vervallen van twaalf arbeidsplaatsen, en de Ondernemingskamer onder meer verzocht te oordelen dat Micro Focus bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

Oordeel

De Ondernemingskamer is van oordeel dat Micro Focus bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 7 oktober 2024 heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer stelt voorop dat sprake is van een adviesplichtig besluit in de zin van artikel 25 WOR. In deze zaak doet zich de omstandigheid voor dat Micro Focus deel uitmaakt van een wereldwijd opererend concern. Het besluit om het BOP te implementeren is genomen op het niveau van de wereldwijde directie en maakt onderdeel uit van de internationale strategie van het OpenText-concern. Aannemelijk is dat de invloed van Micro Focus op die beslissing niet groot is geweest. Micro Focus heeft wel beslisruimte met betrekking tot het in het verlengde daarvan liggende besluit om specifieke arbeidsplaatsen in Nederland te laten vervallen. Bij het voorbereiden en nemen van dat besluit dient Micro Focus de belangen van Micro Focus zelfstandig te beoordelen en af te wegen tegen het concernbelang en moet zij aan de ondernemingsraad inzicht geven in die belangenafweging. Bij die belangenafweging legt de concernstrategie gewicht in de schaal, maar niet per definitie een doorslaggevend gewicht. Een andere opvatting, die erop neerkomt dat Micro Focus een in het concern op hoger niveau genomen besluit slechts heeft uit te voeren, zou op onaanvaardbare wijze afbreuk doen aan het wettelijk stelsel van medezeggenschap. In de adviesaanvraag verwijst Micro Focus naar de wereldwijde strategie en prestaties van de Cyber Enterprise-afdeling, maar beperkt zich tot algemene, geconsolideerde cijfers. Op legitieme vragen van de ondernemingsraad over de specifieke impact op Nederland is Micro Focus nauwelijks ingegaan, noch mondeling, noch schriftelijk. De toelichting na het advies bracht evenmin duidelijkheid over de gevolgen van het besluit voor de Nederlandse situatie. Daarmee bleef wezenlijke informatie achterwege. Dat de ondernemingsraad zich later op beëindigingsvoorwaarden richtte, ontslaat Micro Focus niet van haar plicht om informatie tijdig en uit eigen beweging te verstrekken. Ook het argument dat financiële informatie niet relevant was, strookt niet met de eigen toelichting in de adviesaanvraag, waarin onder meer wordt verwezen naar verminderde prestaties en 'margin expansion' als motieven. Dat informatie niet op landelijk niveau beschikbaar is vanwege de functionele organisatiestructuur, ontslaat Micro Focus evenmin van haar wettelijke verplichtingen. De ondernemingsraad stelde onweersproken dat zulke informatie vóór de overname wel werd verstrekt. Dat dit nu niet meer gebeurt, komt voor rekening van Micro Focus. De conclusie luidt dat de informatieverstrekking aan de ondernemingsraad in dit geval onvoldoende is geweest. Micro Focus heeft in het verlengde daarvan zowel in de adviesaanvraag als in het besluit onvoldoende blijk gegeven van een zelfstandige afweging van de eigen belangen van Micro Focus tegen het concernbelang en aldus niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij bij de besluitvorming de betrokken gerechtvaardigde belangen tegen elkaar heeft afgewogen. Bij die stand van zaken moet ervan worden uitgegaan dat Micro Focus bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de ondernemingsraad om dat oordeel uit te spreken, zal worden toegewezen.