Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Amsterdam, 25 juni 2013
werkgeefster/werkneemster
Werkneemster is sinds 1 juli 2010 in dienst als mondhygiënist. Bij indiensttreding heeft zij laten weten dat zij diabetes type I heeft. Zij heeft sinds 2011 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Na terugkeer van haar zwangerschaps- en bevallingsverlof is zij in 2011 één dag ziek geweest, in 2012 drie losse dagen, de periode 6 januari 2013 tot 12 januari 2013 (minus 8 januari 2013) en van 5 april tot 15 april 2013. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding. Daartoe wordt aangevoerd dat werkneemster zich na haar verlof met grote regelmaat heeft ziek gemeld. Bovendien kreeg werkgeefster steeds vaker te horen dat werkneemster ‘nog even bij wilde komen’ en dat zij daarom ook later in de week waarin zij zich ziek had gemeld, niet op de praktijk zou verschijnen. Daardoor is het gerechtvaardigd vermoeden gerezen dat werkneemster niet ziek was vanwege haar diabetes of zwangerschap, maar dat ze geen plezier meer had in de uitoefening van haar werk en dat zij dat niet direct aan werkgeefster durfde te melden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Indien van een verband met een opzegverbod sprake is, past een terughoudende toets, hetgeen te meer geldt in het geval sprake is van een verboden onderscheid in de zin van artikel 4 sub b WGBH/CZ. Werkgeefster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat werkneemster zich naar believen zonder goede grond ziek meldde en dat de werkelijke reden voor de ziekmelding was dat werkneemster gewoon geen zin had om te werken. De behandelend specialist heeft een verklaring opgesteld waaruit een relatie van de ziekmeldingen van werkneemster met haar diabetes blijkt. Ook de verklaring van de huisarts weerlegt de stelling van werkgeefster. Er bestaat een causaal verband tussen de chronische ziekte van werkneemster en de voorgenomen ontbinding en daarmee houdt het verzoek op dit onderdeel verband met het bepaalde in artikel 4 sub b WGBH/CZ. Voor zover werkgeefster zich erop beroept dat het ziekteverzuim van werkneemster dermate verstorend werkt op de praktijkvoering en een onevenredige druk legt op haar collega’s dat in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, wordt zij daarin niet gevolgd. Het aantal ziektedagen over 2013 wordt niet als onacceptabel hoog aangemerkt. Werkgeefster heeft ter zitting nog betoogd dat wel duidelijk is dat de verhouding tussen partijen dermate verstoord is dat de ontbinding op die grond dient te worden uitgesproken. Indien dat het geval zou zijn is dat met name te wijten aan de toonzetting van het verzoekschrift en de toelichting ter zitting zijdens werkgeefster. Niet aannemelijk is gemaakt dat een eventueel verstoorde relatie is te wijten aan werkneemster. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.