Junius/Euroclinics

Junius, thans 47 jaar oud, is op 1 april 2002 in dienst getreden van KDL, laatstelijk in de functie van medewerker recovery. Per 16 februari 2009 krijgt Junius een volledige WAO-uitkering. Op 6 oktober 2011 is Junius na herhaalde maatregelen tot re-integratie aan het werk gegaan in de functie van frontofficemedewerker. Op 12 januari 2011 heeft Junius zich ziek gemeld. Op 21 januari 2011 adviseert de bedrijfsarts mediation in te zetten. KDL heeft geen mediation ingezet. KDL heeft op 8 februari 2011 het UWV verzocht om toestemming tot het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomst met Junius. Op dit verzoek is nog niet beslist. Thans verzoekt Junius om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter overweegt – in navolging van de uitspraak van de Rechtbank Utrecht van 27 januari 2010, LJN BL1475 – dat, hoewel de arbeidsovereenkomst nog niet is opgezegd, het uitgangspunt van de Hoge Raad in Van Hoof Elektra/Oldenburg-Pekel ook op dit geval van toepassing is. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat bepalend is of er sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip dan waartegen is opgezegd, behoort te eindigen. Er kan dus slechts tot ontbinding worden overgegaan indien er sprake is van de door de Hoge Raad gehanteerde 'zodanige verandering in de omstandigheden'. Junius heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is. Immers, dat de ontslagvergunning waarschijnlijk niet wordt gegeven, heeft Junius door slechts te verwijzen naar een telefoongesprek onvoldoende onderbouwd. Ook het feit dat Junius zich door KDL geschoffeerd voelt, leidt niet tot een ander oordeel. Volgt afwijzing van het verzoek.