Rechtspraak
Reining Transport BV/werknemer
Werknemer (44 jaar) is op 1 januari 2008 in dienst getreden van Reining Transport in de functie van chauffeur. Daarvoor is werknemer gedurende 5 jaar als chauffeur in dienst geweest van zogeheten charters – Pluis en de Gebroeders Wendela – die, onder meer, voor Reining vervoerswerkzaamheden uitvoerden. Gedurende voormelde periode heeft werknemer uitsluitend voor Reining gereden. In september 2009 heeft Reining Transport met de vakbonden een Sociaal Plan afgesproken in het kader van een reorganisatie. Werknemer heeft de uit het Sociaal Plan voortvloeiende vaststellingsovereenkomst niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat het onjuiste aantal dienstjaren is berekend. Volgens werknemer is sprake van opvolgend werkgeverschap waardoor ook de anciënniteit bij Pluis dient te worden meegeteld bij de vaststelling van het afspiegelingsbeginsel en/of de vergoeding. Thans verzoekt Reining ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het opvolgend werkgeverschap ex artikel 7:668a BW doet niet ter zake. Ook al is sprake van opvolgend werkgeverschap in bedoelde zin, dan heeft dit enkel tot gevolg dat sprake zou zijn van conversie. Dit heeft geen gevolgen voor de anciënniteit. Los daarvan, is er in casu geen sprake van opvolgend werkgeverschap. De flexwetgeving heeft als doel werknemers een betere ontslagbescherming te geven bij een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dan zou gelden bij daaraan voorafgaande arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die in beginsel immers na ommekomst van de afgesproken periode van rechtswege eindigen. Teneinde met betrekking tot bedoelde ontslagbescherming ten nadele van de werknemer strekkende constructies tussen in- en uitlener te voorkomen, heeft de wetgever geopteerd voor de onderhavige regeling. Hier doet een dergelijke, om bescherming vragende situatie zich echter niet voor, aangezien werknemer de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd bij zijn vorige werkgever – De Gebroeders Wendela – heeft opgezegd, waarna hij krachtens een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst is getreden van verzoeker. Protectie biedende conversie in de zin van artikel 7:668a onder b BW was derhalve niet aan de orde. Reining heeft derhalve het afspiegelingsbeginsel goed toegepast. De arbeidsovereenkomst zal derhalve worden ontbonden. Daarbij wordt aan werknemer een vergoeding naar billijkheid toegekend in de geest van hetgeen daarover in het Sociaal Plan is bepaald. Gesteld noch gebleken is dat de uitkomst van het gebruik van dat plan hier evident onredelijk uitpakt.
Volgt ontbinding met een vergoeding van € 10.343.